Hermans: Van maisteler tot houder van Hereford-runderen

17 februari 2016 Ank van Lier

Suikermaïs telen is de corebusiness van Giel Hermans uit Kessel. Om het groenafval van de maïs kwijt te raken, ging de ondernemer 10 jaar geleden ook Hereford-runderen houden. Dit is inmiddels uitgegroeid tot een volwaardige bedrijfstak: Hermans heeft vandaag de dag 400 Hereford-runderen, een eigen slagerij én een eigen winkel.

Giel Hermans werd in 2011 uitgeroepen tot ‘Agrarisch Ondernemer van het Jaar’. Niet voor niets: Hermans groeide in 20 jaar tijd uit tot de grootste leverancier en teler van suikermaïs in ons land. Onder de bedrijfsnaam ‘Mielies’ teelt Hermans in Nederland zo’n 100 hectare van deze maïs, daarnaast importeert hij suikermaïs van andere continenten. De maïs leidde er uiteindelijk ook toe dat Hermans aan de slag ging met Hereford-runderen. ‘Na het oogsten en verwerken van de suikermaïs blijven er altijd bladeren over’, zegt de ondernemer. ‘Ik zag de bladeren niet als afval, maar als grondstof. Je kunt er namelijk groene energie uit halen. In die tijd – we spreken over 10 jaar geleden – was echter nog niemand met groene energie bezig. En dus kreeg ik een boete toen ik met mijn vrachtwagen vol bladeren werd aangehouden. Voor vervoer van ‘restafval’ heb je namelijk een vergunning nodig.’

Om een lang verhaal kort te maken: Hermans besloot zelf vee te gaan houden en het groenafval van de suikermaïs aan zijn koeien te gaan voeren. Door de runderen vervolgens te slachten en het vlees te verkopen, is sprake van een gesloten kringloop. Dit gedachtegoed sluit perfect aan bij Hermans’ bedrijfsvisie. ‘Alles wat ik produceer, wil ik zelf verkopen. Niemand kan een product immers zo goed aan de man brengen als degene die het heeft geproduceerd. Alleen die kan de passie, het vakmanschap overbrengen’, legt Hermans uit. ‘Bijkomend voordeel was dat een tweede bedrijfstak ook wat risicospreiding zou creëren binnen mijn bedrijf.’

Angelsaksisch vleesras

Voor Hermans was – en is – een gewone koe niet goed genoeg. ‘Ik had mijn zinnen gezet op een Angelsaksische koe. Het vlees van deze dieren bevat namelijk meer vet en vet geeft smaak aan het vlees. Nederlandse rundveehouders – en ook Nederlandse slagers – zetten veel te veel in op mager vlees.’

De ondernemer toog naar Engeland en kocht daar Hereford-runderen, een vleesras afkomstig uit het stadje Hereford in de West Midlands. ‘Dit ras is makkelijk in de omgang, geeft voldoende kilo’s en de dieren hebben een heel rustig karakter. Dat is noodzakelijk als je ze in een beschermd natuurgebied wilt houden, zoals mijn plan was. Want je kunt wel koeien kopen, maar die moeten ook een plek hebben om te grazen.’

Door de Herefords te laten grazen in natuurgebieden wilde de ondernemer het beheren van natuur rendabel proberen maken. ‘Ik zag in veel natuurgebieden koeien lopen, meestal Galloways, maar daar werd verder niets mee gedaan. Ze hadden puur en alleen de functie van natuurbeheerder. Zet je runderen in waarvan je vervolgens het vlees kunt verkopen, dan sla je twee vliegen in één klap. De natuur gaat dan geld opleveren in plaats van dat het geld kost.’

Authentieke afrijping

Na 3 jaar hebben de Hereford-runderen van Hermans hun ideale slachtgewicht van 425 kilo bereikt. Na het slachten, blijft het vlees minimaal drie weken rijpen aan het bot in de koelcel. ‘Deze authentieke afrijpmethode passen we toe om het vlees meer smaak te geven’, zegt Hermans. ‘De natuurlijke marmering van het Hereford-rund zorgt er sowieso voor dat het vlees erg mals en smaakvol is. In de rest van de wereld hebben ze dat allang door. Hereford is het meest voorkomende runderras in de wereld, maar in onze omgeving is het nog heel onbekend. In Nederland worden deze runderen op een paar plekken gehouden. Ik ben de enige die het hele proces – van fok tot verkoop – in eigen hand houdt.’

Benieuwd naar het hele verhaal van Giel Hermans? Lees dan verder in Vleesmagazine 2 die 1 maart op de mat valt.

Altijd op de hoogte blijven?